Herinneringen uit de vroege geschiedenis van Het Spaarne

(Onderstaand artikel, werd door wijlen ons erelid B. W. de Kanter in Maart 1944 geschreven en in december 1949 geplaatst in De Loods van december 1949)

 

Het was met een zekere schroomvalligheid, dat ik als jongmens van zeventien jaar in de avond van 28 Mei 1902 in de huiselijke kring terugkeerde, om daar verslag uit te brengen van de eerste "grote-mensen"-vergadering, welke ik had bijgewoond, te meer, daar ik mij in die vergadering tot secretaris der Roei- en Zeilvereniging "Het Spaarne" had laten benoemen en deze functie ook had aanvaard. Mijn oudere broers en zusters vonden dat ik “lef" had en oordeelden het nodig mij te honen.


Ik heb mij toen wel gewacht hun mede te delen, dat mij deze eer te beurt was gevallen doordat de heer Dyserinck mijn benoeming had aanbevolen in verband met het feit dat ik reeds werkzaam was op een kantoor en mij aldaar een schrijfmachine ter beschikking stond.


Ik wil wel erkennen, dat ik mij bij het aannemen van de benoeming geenszins realiseerde dat de Vereniging er op dat ogenblik finantiëel buitengewoon slecht voorstond en het ledental (± 40) voor de bloei van "Het Spaarne" geen perspectieven opende.


Het ligt geenszins in mijn bedoeling u een overzicht te geven van de vele moeilijkheden, welke in de eerste jaren overwonnen moesten worden om met het toenmalige gammele drijvende schuitenhuis en het weinig bruikbare materiaal "Het Spaarne" populair en aantrekkelijk te maken.


Toen de voorzitter en penningmeester in de winter van het oorlogsjaar 1942/43 mij het genoegen deden en beladen met oude notulen en kasbescheiden te mijnent kwamen om mij uit te nodigen enige herinneringen uit mijn "diensttijd" op te schrijven, heb ik mij daaraan niet willen onttrekken.


Ten eerste was het mij sympathiek dat het tegenwoordige bestuur in de ellende van de oorlogsjaren met een frisse geest zich voorbereidt voor de betere tijden, die weder komen zullen; ten tweede was het voor mij zelf goed mijn gedachten van de dagelijkse ergernis over de oorlogsgebeurtenissen los te maken en mij terug te plaatsen in mijn jonge tijd, toen wij ons met zoveel vreugde inspanden om van de vereniging, waaraan je je hart had verpand, een aantrekkelijke vereniging te maken.


Een chronologisch overzicht te geven over de gebeurtenissen in de jaren 1902-1910, toen ik als secretaris fungeerde en in de jaren 1912-1914 toen ik de penningen beheerde, is niet mijn taak.
Ik zal in dit artikeltje persoonlijke herinneringen ophalen die niet dadelijk verband houden met het bestuursbeleid en de edele roei- en zeilsport welke door "Het Spaarne" werd voorgestaan.


Want ik begin met openlijk te verklaren dat ik op het gebied der roei- en zeilsport weinig heb gepresteerd. Mijn grootste genoegen heeft erin bestaan mij in een stuurstoel van een wherry neer te zetten en mij langs de boorden van het Noorder Spaarne te laten roeien. Wanneer het nodig was, wegens gebrek aan mensenmateriaal, plaatste ik mij ook wel op de stuurplaats van vier of twee, maar het "genot" van deze zitplaatsen liet ik gaarne aan anderen over.


In de vergadering van 28 Mei 1902, waarin ik. tot secretaris werd benoemd, legde de heer W. Dyserinck voor de eerste maal de functie van voorzitter neer en werd in verband met zijn vele verdiensten tot Ere-lid van de vereniging benoemd. In het jaar 1902 werd de voorzittersstoel bekleed door de heer P. H. van der Laan Jr., die echter weinig tijd en gelegenheid had de belangen der vereniging voor te staan. De overige bestuursleden voeren ongeveer allen in zijn schuitje mede. De bestuursfunctie begon mij te benauwen, aangezien ik wel gevoelde niet zo'n groot lef te hebben om Toon Zwertbroek, die met vrouwlief en vijf kinderen in twee hokjes van kamers in het drijvende "clubgebouw" woonde, als "pedel" te commanderen en instructies te geven.


Gelukkig bleek spoedig dat de heer Dyserinck er spijt van had dat hij bij impuls de voorzitters stoel had prijs gegeven, zodat hij - in zijn kwaliteit van ere-lid en met goedvinden van de heer Van der Laan - weder leiding kwam geven. Het drijvende schuitenhuis, door zijn bemiddeling van Nereus voor de somma van f 1200,- overgenomen, had geregeld voorziening nodig, voornamelijk door het onderbrengen van ledige fusten. Voor deze werkzaamheden werd voor het bestuur "verzamelen geblazen" waardoor arbeidsloon uitgespaard kon worden. Het was dan een lust om te zien, hoe fier het schuitenhuis aan de Friese Varkensmankt, naast de Spoorbrug, lag gemeerd, wanneer de bezweken tonnen door een 10-tal nieuwe exemplaren waren vervangen.


In het jaar 1902 werd, in samenwerking met de vereniging "Koninginnedag", een verlichte gondelvaart met vuurwerk georganiseerd op het Zuider Buiten Spaarne, waarbij het bestuur - onder commando van het ere-lid Dyserinck - de leiding had en waarbij de bestuursleden - liefst gekleed in geklede jas en hoge hoed - van een sleepboot af de lakens uitdeelden. Geheel Haarlem was uitgetrokken om onze kleine met lampions en vetpotjes aangeklede vloot, aangevuld door particuliere verlichte pieremegoggels gade te slaan. De koninklijke Liedertafel "Zang en Vriendschap" had zich op een stoomboot geïnstalleerd en gaf vóór het vuurwerk enige zangnummers. Haarlem was verrukt en de Roei- en Zeilvereniging "Het Spaarne" had een goede pers. Een vermeerdering van leden werd hierdoor echter niet bereikt.


Reeds in October 1903, toen tot meerdere glorie der vereniging de burgemeester van Haarlem werd uitgenodigd om als beschermheer der vereniging op te treden, werd de heer Dyserinck tot Ere-voorzitter benoemd, terwijl hij voor het jaar 1903 wederom de functie van voorzitter aanvaardde.


Hij heeft de leiding gehouden tot december 1906, nadat hij in 1905 een nieuwe poging had gewaagd uit het bestuur te treden.


In 1906 is tevens uit het bestuur getreden de heer H. E. Everard, die eerst als penningmeester en later als commissaris gedurende 5 jaar de belangen der vereniging heeft voorgestaan. Als ere-lid is hij nog steeds aan de vereniging verbonden.


De helaas reeds op jeugdige leeftijd overleden Jhr. Mr. D.H. van Lennep heeft van 1905 tot 1910 deel van het bestuur uitgemaakt, eerst als commissaris en na het optreden van de heer de Breuk als voorzitter, als penningmeester.


Bovengenoemde functionarissen hebben op de meest vriendschappelijke en aangename wijze samengewerkt. Voor ons jongeren was het wel eens moeilijk tegen de gaarne dominerende voorzitter, tevens ere-voorzitter, ook de gevoelens der jongeren recht te doen wedervaren, maar door de kracht der meerderheid, waarbij de nodige soepelheid moest worden betracht, bleef de harmonie toch steeds bewaard.
In het college van commissarissen heb ik meerdere wijzigingen medegemaakt.

 

A.H.G. Fokker bezorgde het bestuur dikwijls grijze haren door bestuursbesluiten, waaraan hij zelf had deelgenomen, door geniale ideeën van onwaarde te maken.


Ludwig Weglau gedenken wij als de artist, die in het nieuwe schuitenhuis aan de Friese Varkensmarkt het clublokaal en het meubilair decoreerde met door hem zelf ontworpen motieven. Reeds in 1903 werden de eerste besprekingen ingeleid voor een nieuw schuitenhuis.

 

Er bestond toen reeds een drang naar het Zuider Buiten Spaarne, waarvoor gedacht werd aan een dependance. De kapitale som van f 3000,- durfde men daarvoor noemen.


Ieder jaar kwam er een plan ter sprake, maar resultaten werden niet bereikt. De uitbreiding van de toch nog kleine vloot vroeg ook geld. Over de aankoop van een boot moest lang worden nagedacht.
Zulk een boot kostte liefst f 150,- te bouwen bij de firma Peltenburg te Haarlem of Baay en Thiebout te Amsterdam.


Eerst in het jaar 1907 kwam men tot serieuze plannen en wel in de vergadering van 26 Juni 1907. De toen voorgelegde plannen van de architect J. van den Ban werden aangenomen en aan het bestuur der gemeente Haarlem ter goedkeuring voorgelegd. Keulen en Aken zijn niet in één dag gebouwd en zo zou er bijna nog een kink in de kabel zijn gekomen door een oppositie-partij, die in de vergadering van 8 Februari 1908 een nieuw plan wenste te zien aangenomen.


Na een commissoriaal onderzoek zijn de partijen tot elkander gekomen, zonder kardinale wijzigingen, zodat in de vergadering van 22 Februari 1908 de definitieve beslissing over de bouw van een nieuw schuitenhuis kon worden genomen, onder voorbehoud dat de daarvoor uit te schrijven lening van f 11.500,tegen een rentevoet van 2½ %voltekend zou worden. Een lening uitschrijven is gemakkelijk, maar om de inschrijvers te bemachtigen tegen het aanlokkelijke rentetype van 2½ %, is moeilijk. Het heeft het bestuur veel moeite gekost belangstelling en vertrouwen te wekken om aan de inschrijving te doen deelnemen. De meeste leden waren nog te jong om over eigen middelen te beschikken, waardoor zij op de lening hadden kunnen intekenen. De medewerking moest dus grotendeel verkregen worden van welwillende Haarlemmers, Bloemendalers en Heemstedenaren. Na een inschrijving van f 5000,- begon het. kritiek te worden. De voorzitter heeft toen de knoop doorgehakt en nam het risico dat de belangstelling wel groter zou worden wanneer met het bouwen een aanvang zou zijn gemaakt. De aanbesteding had plaats en de firma A. M. Mulder kwam uit de bus voor een aanneemsom van f 9.224,-. Een lagere inschrijver werd op voorstel van de architect uitgeschakeld. De hoogste inschrijver kwam tot een bedrag van f 12.925,-.

In de bestuursvergadering van 25 September 1908 sprak de voorzitter er zijn voldoening over uit, dat met de bouw een aanvang was gemaakt. In de bestuursvergadering van 13 Januari 1909 kon reeds worden vastgesteld, dat de openingsdatum samen zou vallen met die van het roei- en zeilseizoen en wel op Zaterdag 27 Maart 1909.


Voor de aankleding van het gebouw is door een combinatie leden per rondschrijfbrief een bedrag bijeengebracht, aangezien de kasmiddelen daarvoor te kort schoten.


27 Maart 1909 is voor ons ouderen een dag van grote voldoening geweest, daar wij begrepen - onder leiding van onze bezielende voorzitter - de Roei- en Zeilvereeniging een onderpand te hebben bezorgd, waardoor een groeiende belangstelling in de vereniging was ontstaan en waardoor een verdere bloei en groei mogelijk was geworden.


De opening is "feestelijk" gevierd. Niet door roei- of zeildemonstratie, maar door officiële redevoeringen, een cabaret-avond in de geheel ontruimde loods en een souper - tot laat in de nacht - in Café-Restaurant Brinkmann. De burgemeester van Haarlem, tevens beschermheer der vereniging, kwam per motor-sloep van de Havenmeester-Inspecteur, vergezeld van zijn echtgenote, mevrouw Boreel van Hogelanden, zijn opwachting maken en vereerde de vereniging bij die gelegenheid met een tweetal etsen, welke nog het clublokaal sieren.


Het nachtfeest heeft tot gevolg gehad, dat meerdere jongere leden hun morgenrust hebben gevonden op het terras van het de vorige dag ingewijde clubgebouw.


Ik weet, dat ik mij in de tegenwoordige tijd op glad ijs ga begeven, wanneer ik dit onderwerp aansnij uit het gezichtspunt, dat wij meenden in 1907 en daarvóór nog te moeten innemen. Gezien de kleine vloot, welke ter beschikking stond van de vereniging, het gebrek aan een kleedkamer in de loods, benevens de toen nog weinig sportieve prestaties der dames, de kleding, enz. oordeelde het bestuur tegenover de baanbrekers, die het aannemen van damesleden wensten te bevorderen, een afwijzende houding te moeten aannemen.


In een vergadering, gehouden op 27 Februari 1909 werd het bestuur bij de rondvraag overvallen met het voorstel dames-leden toe te laten, waarvoor een meerderheid werd verkregen. De vergadering van 12 Maart 1909 trekt echter dit voorstel op verzoek van het bestuur weder in. Voor de toekomst is het zeker juist gebleken, dat men voor dit besluit geen statutenwijziging heeft aangevraagd, teneinde de deur niet geheel te sluiten voor het toetreden van damesleden.


Uit de notulen der ledenvergaderingen heb ik gelezen, dat eerst in de vergadering van 19 Februari 1916 - na zeer breedvoerige besprekingen - het bestuursvoorstel, het lidmaatschap voor dames open te stellen, is aangenomen, waardoor de 3e alinea van Art. II: "Dames kunnen niet als werkend lid der vereniging worden toegelaten" in het Huishoudelijk Reglement. opgenomen na de vergadering van 12 Maart 1909 is komen te vervallen.


Ik breng gaarne hulde aan de toenmalige voorzitter, de heer J. de Breuk die door een krachtig pleidooi in 1909 genoemde alinea in het Huishoudelijk Reglement deed opnemen en deze door een even krachtig pleidooi in 1916 heeft doen verdwijnen.


Wij hopen dat de damesleden ons -vroeger volgens de tegenwoordige begrippen weinig vooruitstrevende - standpunt zullen willen vergeven. In de tegenwoordige tijd zouden wij wel zo wijs zijn zo'n standpunt niet meer te verdedigen.


Hiermede meen ik mijn praatje over mijn herinneringen uit de tijd, waarin ik met zoveel genoegen werkzaam ben geweest voor de belangen der roei- en zeilvereniging "Het Spaarne" te kunnen beëindigen. Ik zou nog naar voren kunnen brengen de onderlinge wedstrijden, welke na het in gebruik nemen van het nieuwe schuitenhuis gehouden werden en waaraan een lunch verbonden werd à f 0,75, verzorgd door Brinkmann, in het clublokaal, terwijl de stafmuziek van het 10e Regiment-Infanterie tegen een honorarium van f 40,- en enige glazen bier voor de muzikanten, de wedstrijden opvrolijkten; de moeilijkheden met de bezitters van zeilboten, die meenden, dat er voor hun belangen te weinig werd gedaan; de onaangenaamheden, die er zo veelvuldig voorkwamen over de betaling van boeten en schaden, waardoor de functie van penningmeester weinig benijdenswaardig was.


Deze lach en traan zullen zich in de tegenwoordige tijd - daar twijfel ik niet aan - zeker herhalen.

Instagram